Marina Abramović | Spiegel van driften en verlangens | Museumtijdschrift

Voor Marina Abramović lopen leven en kunst in elkaar over. Haar retrospectief in het Stedelijk Museum Amsterdam, mét heropvoeringen van iconische performances, belicht vijftig jaar grensverleggende performancekunst.

Bij het werk van Marina Abramović (1946) is spanning gegarandeerd. De A4’tjes met getypte instructies die ze maakt voorafgaand aan een performance, nu in de expositie te zien, ogen eenvoudig als een niet al te ingewikkeld recept. Maar schijn bedriegt; de uitvoering vergt veelal bloedmoed. De kunstenaar omarmt haar angst, want dat is waar het volgens haar om gaat. Ook als de gevolgen niet zijn te overzien. Want het is onzeker hoe ze een performance die mentale en fysieke kracht kost, zal doorstaan. Daarbij komt ook de onvoorspelbare rol van het publiek.

Het liep bijvoorbeeld bijna fataal af toen ze in het midden van een brandende, communistische, houten ster ging liggen (Rhythm 5, 1974). Het plan leek eenvoudig, maar ze had niet voorzien dat het vuur de zuurstof in het centrum van de ster zou opgebruiken. Pas toen de kunstenaar in haar doodstille pose nog altijd niet reageerde toen het vuur haar been raakte, begreep het publiek dat het mis was en greep net op tijd in.

Deze en andere performances kunnen we herbeleven, omdat Abramović al vroeg in haar carrière doordrongen was van het belang van goede foto- en later filmregistratie. Dit materiaal vormt de basis van de omvangrijke solotentoonstelling ‘Marina Abramović’ in het Stedelijk Museum Amsterdam. Het retrospectief met ruim zestig werken, waaronder ook een aantal liveheropvoeringen van performances, was al te zien in de Londense Royal Academy en reist na Amsterdam door naar Zürich, Tel Aviv en Wenen. De expositie toont haar werk van vijf decennia niet chronologisch maar thematisch, met invalshoeken als ‘de grenzen van het lichaam’, ‘publieksparticipatie’ en ‘het communistische lichaam’. Die keuze is gemaakt omdat Abramović in haar werk steeds teruggrijpt op eerdere thema’s.

KEURSLIJF

Marina Abramović werd geboren in Belgrado, toenmalig Joegoslavië, in 1946 vlak na de Tweede Wereldoorlog, waarin haar ouders als partizanen hadden gevochten en ze elkaar hadden ontmoet. Het werd geen gelukkig huwelijk, vertelt Abramović in haar memoires Walk through Walls (2016). Het serviesgoed vloog door de kamer en haar ouders sliepen ieder met een geladen pistool op hun nachtkastje. Haar vader was veel van huis en haar moeder hield haar in een keurslijf. Abramović vertelt vaak in interviews dat ze haar beddengoed niet te veel mocht plooien in haar slaap, of dat haar moeder spullen die ze niet mocht hebben uit het raam gooide. Haar oma was een lichtpuntje in haar leven, zij bracht een warme keuken vol rust. Van haar leerde ze over religie, spiritualiteit en symboliek.

De ontwikkeling van Abramović’ kunstenaarschap werd ondanks alles wel door haar ouders gestimuleerd. Zo had ze een atelier aan huis, kreeg ze schilderlessen en mocht ze studeren aan de kunstacademie in Belgrado. Maar zelfs als twintiger moest ze ’s avonds altijd om tien uur thuis zijn. Haar vrijheid vond ze pas toen ze op haar dertigste naar Amsterdam vertrok, waar ze lange tijd zou wonen. Met op zak haar belangrijkste inzicht: het proces van het maken is belangrijker dan het resultaat. Daarom stelt ze haar leven in het teken van de performancekunst, waarmee ze als pionier wereldberoemd is geworden.

COMMUNISTISCH

Leven en performancekunst lopen bij Abramović in elkaar over. De kunstenaar juicht een autobiografische interpretatie van haar werk toe. Haar spartaanse, fysiek- en mentaal gewelddadige opvoeding heeft direct invloed op de intense inzet van haar lichaam in haar werk, zoals bijvoorbeeld te zien is in een huiveringwekkende performance met messen (Rhythm 10, 1973).

Haar communistische jeugd op de Balkan is een belangrijk thema, zo is te zien aan de patriottistische installatie Balkan Baroque waarmee ze in 1997 op de Biënnale van Venetië een Gouden Leeuw won. Abramović zit op een berg beenderen en probeert dagenlang verwoed het bloed ervan af te boenen – een hopeloze onderneming. In een bijbehorende video-installatie vertelt ze, geflankeerd door haar ouders, een gruwelijk volksverhaal en danst ze op een Balkanlied. The Hero (2001) is een filmisch eerbetoon aan haar overleden vader. In deze video zit Abramović op een wit paard, met een wapperende vlag in de hand, terwijl het Joegoslavische volkslied klinkt.

Haar liefdesleven met kunstenaar Ulay (Frank Uwe Laysiepen, 1943-2020) was vanaf hun ontmoeting in 1976 in Amsterdam vervlochten met de performances die ze samen over de bühne brachten. In de expositie is veel werk van het tweetal te zien, waaronder het intense Rest Energy uit 1980, waarin het tweetal elkaar in balans houdt met als inzet een pijl die het hart van Abramović kan doorboren als Ulay de spanning op de boog zou laten vieren – microfoons laten het bonzen van hun versnelde hartslag horen. De apotheose van hun relatie en het laatste werk dat ze samen maakten is The Lovers, Great Wall Walk (1988). Na een voettocht van negentig dagen waarbij ze elkaar van weerskanten van de Chinese Muur tegemoet zijn gelopen, nemen ze voorgoed afscheid in het midden, op de plek die ze jarenlang in gedachten hadden voor hun huwelijksvoltrekking.

Levensmomenten als kunstwerk. Zelfs haar uitvaart wil Abramović te zijner tijd gieten in een performance. Op drie voor haar belangrijke plaatsen zal een ceremonie met een kist gehouden worden: in haar geboorteplaats Belgrado, in Amsterdam waar ze Ulay ontmoette en haar carrière een vlucht nam, en in haar huidige woonplaats New York. In welke van de drie kisten haar lichaam ligt, zal ongewis blijven.

ENERGIE

Het belangrijkste bij performancekunst is volgens Abramović de wisselwerking tussen kunstenaar en publiek. Ze heeft als performer de energie van het publiek nodig. In de catalogus zegt ze: “Voordat ik begin, doe ik niets anders dan naar de mensen kijken; zo neem ik hun energie in me op. Tijdens mijn actie vertaal ik die energie in mijn gevoel en geef die dan aan hen terug via mijn performance.” Toeschouwers zijn onderdeel, getuigen of medeplichtigen.

Bij haar zes uur durende performance (Rhythm 0, 1974) in Napels speelde het publiek een onvoorspelbare (en onvoorstelbare) hoofdrol. Het publiek mocht met haar doen wat het wilde en daarbij gebruikmaken van de 72 voorwerpen die op een tafel lagen, variërend van zachte veertjes tot scherpe messen. Het leidde ertoe dat het na enige aarzeling van kwaad tot erger ging: van de ontkleding van haar bovenlichaam tot het pistool dat tegen haar nek werd gezet. De kunstenaar als spiegel van de driften en verlangens van mensen. In de Amsterdamse expositie zie je terug hoe onvoorstelbaar onverschrokken de jonge Abramović was.

Tientallen jaren later speelde het publiek weer een hoofdrol in een van Abramović’ belangrijkste werken: The Artist is Present (2010). Onbeweeglijk zittend in een stoel in het New Yorkse Museum of Modern Art bracht Abramović 1.545 bezoekers op de been die urenlang in de rij stonden om tegenover de kunstenaar plaats te mogen nemen. Louter om daar te zitten en in de ogen van de nestor van de performancekunst te kunnen kijken, zo lang als ze wilden. Een uitwisseling van blikken die 75 dagen achtereen duurde. Een wonderlijk schouwspel van menselijkheid en uithoudingsvermogen, in close-up vastgelegd en in het Stedelijk te bekijken.

MAGNEET

Het directe gevolg van een kunstenaar die haar lichaam als haar voornaamste medium gebruikt, is dat overal in de museumzalen Marina’s te zien en te horen zijn. Alle leeftijden door elkaar, van haar jonge en vurige blik uit de jaren zeventig in de Rhythm Series tot haar serene gestalte liggend, in afwachting van een storm, in de video The Current uit 2017.

Maar ze krijgt ‘concurrentie’. Jonge kunstenaars, die getraind zijn in ‘The Abramović method’, voeren in het museum een aantal van haar performances opnieuw op. Dan blijkt de ware kracht van een liveperformance: als de ‘re-performers’ op gezette tijden in actie komen, domineren ze als een magneet de museumzaal – zo bleek al in Londen. Geruisloos komen ze aanlopen in witte stofjassen en op witte sloffen. Ze ontkleden zich en gaan voor Imponderabilia (werk met Ulay, oorspronkelijk uit 1977) naakt in de deuropening staan met hun gezichten naar elkaar toe en hun blikken op elkaar gericht. Bezoekers moeten zich tussen hen door wurmen om de entree te passeren. Ook het manische haren kammen in Art Must Be Beautiful / Artist Must Be Beautiful (1975) en de intense uithoudingsproef Luminosity (1997), waarbij een naakte performer hoog aan de wand met gestrekte armen en benen balanceert op een fietszadel, zullen live opgevoerd worden in Amsterdam. Uitsmijter is The House with the Ocean View (2002) waarbij een performer twaalf dagen lang, dag en nacht, in het museum zal wonen. Komt dat zien en doe zelf mee met het verplaatsen van stenen in Work Relation (werk met Ulay, 1978) of probeer ‘The Abramović method’ met de teloefening Counting the Rice.

Marina Abramović’, 16 maart t/m 14 juli, Stedelijk Museum Amsterdam; Museumplein 10, Amsterdam; ma t/m zo 10-18; MK R VL geldig; catalogus € 36,00; stedelijk.nl