Tragische zomerzotheid | schrijver Olivier Willemsen | IJopener

Foto: Adrie Mouthaan

Met Terug op de achterbank heeft Olivier Willemsen een ultiem zomerboek geschreven: het vakantieverhaal is luchtig, humoristisch en vermakelijk herkenbaar. Maar is het niet ook tragisch wat de hoofdpersoon overkomt? Een conversation piece kortom, voor bij het zwembad.

‘Morgenochtend zal ik op de achterbank zitten als mijn vader het aantal kilometers naar onze bestemming meedeelt en daarna toekijken hoe hij zijn arm om mijn moeders hoofdsteun legt, zijn hoofd indraait alsof hij een stijldans gaat leiden en achteruit de oprit afrijdt. Vanaf dan is er geen weg terug.’

Stel je eens voor: je bent een volwassen man van 42 jaar en je vindt jezelf terug op de achterbank van je ouders. Met zijn drieën zijn jullie op weg naar Frankrijk voor een vakantie van twee weken. Je ouders zijn geen steek veranderd en maken nog altijd dezelfde grapjes, hebben dezelfde rituelen en stressen over dezelfde dingen als decennia geleden. En het ergste is: ze behandelen jou nog altijd of je dat kind van vroeger bent. Liefdevol is het heus wel, maar ook volstrekt betuttelend, bedillerig en bezitterig.

Wat bezielt de hoofdpersoon die door zijn ouders consequent met zijn koosnaampje van vroeger wordt aangesproken? Kokindje doe eens dit, Kokindje laat dat maar, Kokindje… kindje… kotsmisselijk moet de volwassen man ervan worden. Gaat hij exploderen, uit de band springen, zijn leven in eigen hand nemen? Olivier Willemsen (1980) heeft een ervaren schrijvershand – dit is zijn derde roman – en houdt zijn hoofdpersoon stevig op koers op de momenten dat je hem als lezer door elkaar wilt schudden. Op de laatste pagina blijkt Kokindje in werkelijkheid ook Olivier te heten, net als de eveneens 42-jarige auteur. Deze geschiedenis zal toch niet waargebeurd zijn?

Het is een beetje cliché, maar de hamvraag is of dit verhaal autobiografisch is.

‘Er staat natuurlijk roman achterop. Als het een autobiografisch verhaal zou zijn, dan zou ik de regie missen die ik als schrijver nu juist zo leuk vind. Maar vanzelfsprekend zit er het nodige van mezelf en mijn ouders, mijn kindertijd en bovenal mijn herinneringen aan autovakanties in het boek. Dat de hoofdpersoon toevallig Olivier heet, zou je in dat licht kunnen zien als een spel met de lezer.’

Hoe kwam je op het idee voor deze setting op de achterbank?

‘Een paar jaar geleden reed ik met mijn ouders mee naar de Alpen om daar te gaan racefietsen. Het was enkel een lift; ik ging niet met ze op zomervakantie zoals de hoofdpersoon. Toch geneerde ik me een beetje dat ik met hen meereed. Uit dat gevoel gedurende die trip is het idee voor dit verhaal ontstaan.’

Je voelde je meteen weer kind?

‘Absoluut. Die gewaarwording wilde ik uitwerken. Ik ben gefascineerd door families. Hun patronen, welke rollen ze aannemen als ze weer bij elkaar komen. De transformatie van een volwassen man die meteen weer in een kind verandert en dat lijdzaam ondergaat, wilde ik uit zijn verband trekken en er heel veel humor in stoppen. En het zomers maken met hoofdstukjes als “zwembad”, “tennisbaan”, “kerkje”; een beetje Martin Bril-achtig.’

En herkenbaar?

‘Neem bijvoorbeeld de koffiescène uit het boek. Dat is waargebeurd. Mijn moeder schonk onderweg koffie in voor mijn vader en draaide de thermoskan weer dicht. Ik zat letterlijk achterin met mijn vinger omhoog. Op de achterbank tijdens die trip hoefde ik alleen maar goed te kijken en te luisteren hoe mijn ouders met elkaar praatten, en het verhaal begon te leven. Mijn verbeelding deed de rest.’

Hoe kom je aan de dik aangezette bijnaam Kokindje?

‘De anekdote in het boek is dat zijn vader zijn moeder op de zwembadweide heeft ontmoet en het hof heeft gemaakt door een dropje aan te bieden. Aan die zoete herinnering heeft hij zijn bijnaam te danken. De klank heb ik bewust gekozen en ik laat het die ouders irritant vaak zeggen, zodanig dat je vanzelf kindje gaat lezen.’

Wiens schuld is het eigenlijk dat Olivier zo tenenkrommend volgzaam is geworden?

‘Dat gepamperd worden, zelfs tot op late leeftijd, is voor de hoofdpersoon de reden dat hij zo onzelfstandig is. Hij krijgt maar geen echt contact met zijn ouders om dat open te breken. De gesprekken blijven oppervlakkig en hun interactie is werktuigelijk. Die hulpeloosheid is hem natuurlijk mede door zijn ouders aangeleerd. Ik denk dat het in veel gezinnen zo is, een patstelling waardoor je niet met elkaar in een diepere laag komt. Dat er veel niet wordt uitgesproken om het vooral gezellig te houden met elkaar, want de kerst staat immers altijd weer voor de deur. Ik ben benieuwd of lezers zich daarin zullen herkennen.’

Gevolg is dat zijn vriendin hem op straat zet en hij in de goot dreigt te belanden.

‘Hij blijft een moederskindje, de navelstreng is wat dat betreft nooit doorgeknipt. Hij kiest steeds de makkelijkste weg, sluit zich aan bij wat er op zijn pad komt. Zijn beslissingen voelen nooit als écht van hem. Ik wilde de gevolgen van een geborgen en liefdevol gezin zó verstikkend maken dat je het er als lezer benauwd van krijgt.’

Die benauwdheid zit onderhuids, want wat je schrijft is bovenal hilarisch. Met opzet?

‘Ik wilde óók zeker een luchtig zomerverhaal vertellen. In het gegeven dat een man alleen weer met zijn ouders op vakantie gaat, zit voor mij al veel humor. Die heb ik proberen te schetsen in de patronen en de dynamiek tussen de ouders en het kind. De ene ouder poetst aan tafel zijn bril schoon en geeft achteloos zonder iets te zeggen het brillendoekje door aan de ander; en de zoon weet al dat dat zo gaat gebeuren omdat het al honderd jaar zo gebeurt. Al die details en interactie heb ik uitvergroot. Het mocht wat dat betreft soms best over de top gaan, maar de dosering bleef belangrijk; want de situatie is natuurlijk ook intriest.’

Je vijfjarige schrijversresidentie in het beroemde Witsenhuis aan het Oosterpark loopt op zijn eind. Hoe is het bevallen?

‘Dit is het grootste geschenk dat ik in mijn leven heb gekregen. De rust die het geeft door hier te kunnen wonen en werken is een geweldig cadeau. Op de eerste etage is het atelier van schilder Willem Witsen (1860-1923) nog altijd intact. Zijn weduwe heeft in haar testament opgenomen dat in dit huis altijd gecreëerd moet blijven worden. Boven me wonen nog twee schrijvers. In het begin, toen ik net was uitgekozen, voelde ik wel wat druk om te presteren, maar het werd al snel gewoon mijn woonhuis, al drijft dat nu langzaam weer van me weg.’

Voel je de historie van de schrijvers die je op deze plek zijn voorgegaan?

‘Jacques Bloem keek in zijn tuinstoel uit op dezelfde perenboom waar ik elke ochtend naar kijk als ik de gordijnen open. Die boom is een oude getuige. Ik voel die historie zeker. Schrijvers als Thomas Rozenboom en Marga Minco hebben hier ook gezeten. Voor het jubileumboek dat net is verschenen ter gelegenheid van de honderdste sterfdag van Witsen heb ik een verhaal geschreven over de jaloezie die heerst tussen twee schrijvers in dit huis. Daarvoor heb ik de afgunst van Israels voor Breitner, zijn succesvolle bovenbuurman in dit huis destijds, als uitgangspunt genomen. Zoiets kan ontstaan als je zo dicht op elkaar zit. Het is wat dat betreft net een familie.’

Terug op de achterbank – Olivier Willemsen – Uitgeverij De Harmonie – 160 pagina’s – € 20

Schrijvers onderdak / Wonen in het Witsenhuis – Diverse auteurs – Uitgeverij Van Oorschot – 176 pagina’s – € 20