Omnivoor en levenskunstenaar
Susanne Piët leidt een zeer intensief leven, ze is van veel markten thuis en haalt alles eruit wat erin zit. “In mijn leven heb ik jus nodig en bloed, grilligheid, inspiratie, idiotie, absurditeit en humor. Zonder dat alles kan ik niet leven”, aldus Piët. Ze blijkt een ware levenskunstenaar, af en toe geholpen door het lot. Ze schreef meer dan twintig boeken en verwierf bekendheid met haar titels over het managen van emoties. In 2004 werd haar boek ‘De emotiemarkt’ gekozen tot Managementboek van het Jaar. Ze is bewoner en beheerder van het prachtige landgoed Winfried, waarvan ze de geschiedenis heeft onderzocht en vastgelegd in het gelijknamige boek.
Een grillige loopbaan
Landgoed Winfried ligt op de Noord-Veluwe, ten westen van de IJssel bij het plaatsje Wapenveld. In het koetshuis ontvangt Susanne Piët groepen voor coaching. De 40 hectare van het landgoed met bos en heide vormen een prachtig decor voor bijeenkomsten. Piët ontvangt me in de bibliotheek van huize Winfried, het landhuis waar zij woont, leest, schrijft en pianospeelt. De aanwezigheid van een Bechstein-concertvleugel was de aanleiding om 9 jaar geleden, op wat zij noemt ‘haar oude dag’, nog te leren noten lezen en pianospelen. Het werkterrein van Piët is zeer gevarieerd, maar gaat altijd over communicatie en emotie. Op dit gebied geeft ze advies, training en lezingen en het is het onderwerp van haar boeken. Piët geeft een voorbeeld van haar werk: “De kunst- en cultuursector is speciaal voor mij. Ik geef bijvoorbeeld aan hoe je met publiek kunt omgaan vandaag de dag, hoe je rekening houdt met hun verlangens, hoe de positie van de kunstinstelling daartegenover moet zijn of hoe je iets in de markt zet en zorgt voor je imago.” Toen zij ruim 20 jaar geleden haar adviesbureau begon, heeft ze bewust haar carrière als journalist vaarwel gezegd. “Ik wilde geen conflict of interest hebben. Die combinatie kan echt niet, ik hoor nu dingen die ik juist uit de krant moet houden. Ik garandeer bij mijn werk geheimhouding. Ik ben wel blijven schrijven, maar doe geen nieuwsgaring meer, dat was een bewuste knip.” De loopbaan van Piët is grillig: na de middelbare school gaat ze als leerling-journalist bij het Haarlems Dagblad aan de slag, waar haar carrière een vlucht neemt dankzij opzienbarende interviews. Als journalist werkt ze onder meer voor De Tijd, NRC en Elsevier en ze schrijft een column in Opzij en Trouw. Op een gegeven moment gaat ze alsnog studeren en ze studeert af in de massapsychologie. Dat is de start van een tienjarige loopbaan als docent aan de Universiteit van Amsterdam en de Erasmus Universiteit Rotterdam. In die tijd promoveert ze in de emotieleer. “Dit onderwerp is ontstaan uit een artikel dat ik wilde schrijven over angst. Door de journalistiek ontstond mijn promotieonderwerp en mijn werk als journalist is ook de reden geweest waarom ik een adviesbureau begonnen ben. Voor een groot artikel in NRC deed ik onderzoek naar de praatindustrie en toen dacht ik: hier ga ik aan deelnemen”, aldus Piët. “Sommige mensen zien geen rode lijn in mijn loopbaan. Toeval heeft een rol gespeeld. Ik heb altijd dingen gedaan waarvan ik dacht: dit is er aan de hand, dit is belangrijk en interessant. Toen bijvoorbeeld de popmuziek belangrijk werd, stond ik vooraan en mocht ik alle popmensen interviewen. Toen het bedrijfsleven en de economie een rol gingen spelen, heb ik CEO’s geïnterviewd voor een boek. Ik heb er eigenlijk altijd, net als nu met de kunst, gewoon bij mogen zijn. Dat heb ik, denk ik, ook zelf wel gecreëerd. Hoewel mijn loopbaan grillig lijkt, ben ik raar genoeg toch naar een toekomst gewandeld waarvoor alle dingen die ik heb gedaan juist in combinatie relevant zijn. Ik kan nu in mijn werk de biljartbal over verschillende banden laten kaatsen en dat geeft mij een creatievere kijk op wat een probleem is en welke mogelijkheden er zijn om het op te lossen. Ik verdenk mensen er wel eens van dat ze menen dat ik niet logisch of gestructureerd kan denken, maar het tegendeel is waar. Dat moet ook wel, want ik heb een landgoed te beheren, ik heb een adviesbureau, heb presentaties te geven voor publiek, boeken te schrijven, ik heb vijf huizen en ik doe nog bijna alles zelf, dus ik moet het echt goed geordend hebben.”
Kunst en serendipiteit
Piët is van huis uit een lezer. “Ik heb als kind heel erg veel boeken gelezen, ik heb het lezen al vroeg ontdekt. Ik wilde altijd lezen, ik heb ’s nachts mijn ogen verpest met stiekem in het donker doorlezen met lantaarns of in het maanlicht. Van school uit werd het ook erg gestimuleerd. Leraren lazen veel voor uit boeken, het was de tijd van Jan Wolkers, maar ook Plato werd voorgelezen. We kregen voor die tijd taboevrij onderwijs. Ik praatte veel over boeken en over schrijven, vooral met mijn jeugdvriendin Doeschka Meijsing. Zij schreef van kinds af aan met een heel mooi handschrift hele schriften vol, dat waren boeken. Ik schreef zelf in die tijd experimentele poëzie.” “Lezen is voor mij heel erg een bubble: opgaan in het lezen, niet weten wat er om me heen gebeurt, dat vind ik een heerlijke toestand. Een boek is voor mij een andere wereld. Het is echt een synaps in het hoofd van iemand anders. Ik vind het een waanzinnige spanning in feite. Ik lees nooit twee romans door elkaar, wel meerdere non-fictieboeken. Dichtbundels pak ik af en toe weer op. Met e-readers heb ik helemaal niks. Ik vind het lichaam van een boek gewoon heel prettig, ik vind een boek echt een mooi voorwerp.” De bibliotheek van Piët is gevuld met een grote hoeveelheid Nederlandse en buitenlandse literatuur. En er is een boekenkast met non-fictie, voornamelijk sociaal wetenschappelijke boeken, en grote boekenkasten met kunst- en cultuurboeken. In het koetshuis waar het adviesbureau is gevestigd, staan de managementboeken. In haar huis in Frankrijk heeft ze een verzameling Franstalige boeken om de taal te oefenen. “Ik houd van non-fictieboeken die heel goed geschreven zijn, met een filosofische inslag, van wetenschappers die bezig zijn geweest het echt mooi op te schrijven. Wetenschapsboeken waar wetenschappen zijn gefuseerd, inspireren me. Ik houd van uiteenlopende onderwerpen, dat komt door mijn journalistieke achtergrond. Van fictie lees ik alles wat een literaire prijs krijgt, dat wekt mijn interesse. Ook laat ik me adviseren in de betere boekhandels en mijn echtgenoot neemt ook veel boeken voor me mee.” “Mijn verzameling kunstboeken komt voort uit de interesse die mijn man en ik delen voor kunst. We gaan veel op pad om overal in de wereld kunst te bekijken. Ik vind kunst een enorme inspiratie om te voelen waar het heen gaat. Vooral beeldende kunst: schilderwerk, installaties, video, fotografie, design, mode, architectuur, muziek, theater of mengvormen. Ook boeken geven inspiratie voor volgende gedachtes. Maar het opdoen van inspiratie kan soms heel ordinair zijn, daar ben ik erg van. Ik ben een enorme kijker van B-films of ordinaire televisieseries. Het is vaak toeval waardoor je een ontdekking doet, ik ben heilig overtuigd van het belang van serendipiteit. Toeval is een belangrijk element in de vonk van de ontdekking. Om het toeval te zoeken moet je naar mijn idee niet alleen naar de dingen met een hoofdletter kijken, maar ook naar ordinaire dingen. Ik lees dan ook te hooi en te gras; hele zware wetenschappelijke, filosofische of psychologieboeken of boeken uit mijn eigen vak, maar tegelijkertijd een ordinaire Grisham of iets dergelijks.”
Journalistenbloed
Piët heeft een flinke hoeveelheid boeken op haar naam staan. Ze zegt daarover: “Ik ben altijd met een nieuw boek bezig. Ik schrijf vooral boeken omdat ik mijn kennis wil ordenen en in zekere zin in mijn hoofd opruiming wil houden. Het vult voortdurend, ik zit geen moment om een idee verlegen, ik heb een heel bewegelijk hoofd. Er komt steeds van alles in en om te ordenen wat er inkomt, schrijf ik die boeken. Ik schrijf om kennis een plaats te geven, het vervolgens ook weg te kunnen zetten en weer open te zijn voor nieuwe dingen. Omdat ik door het schrijven verantwoording moet afleggen aan een ander over mijn gedachten en deze ook wil delen met een ander, ben ik genoodzaakt een bepaalde orde aan te brengen. Ik moet mijn sluimerende gedachten manifest maken, structuur aanbrengen, argumenteren en verbanden explicieter maken die ik intuïtief al aanvoelde. De hele wereld is mijn inspiratiebron, ik pik overal dingen uit op. In mijn laatste vijf boeken probeer ik weer te geven wat ik in de wereld zie gebeuren en wat ik zie aankomen. Daarvoor gebruik ik signalen, zoals trendwatchers allerlei bladen stukscheuren om plaatjes te vinden, zo ben ik bezig om vooral in gedachten en in het gedrukte woord de rationele kant van trends op te sporen, ik gebruik dezelfde techniek in feite. Dat proces is vaak eerst onbewust, ik ben altijd nieuwsgierig, dat journalistenbloed is nooit weggegaan.” Wanneer Piët begint een boek te schrijven, weet ze niet altijd bij voorbaat waarover het precies zal gaan. Gedurende het schrijfproces treden er regelmatig verschuivingen op. “Bij ‘De emotiemarkt’ bijvoorbeeld had ik niet het gevoel dat ik een boek ging schrijven over de emotiemarkt. Ik dacht dat het zou gaan over het verschijnsel heldendom. Ik werd geïnspireerd door een oude essaybundel van Aldous Huxley waarin hij rond de vorige eeuwwisseling iets had opgeschreven wat nu nog steeds enorm geldt. Zo schreef ik dat men heldendom steeds meer internaliseert en dat het steeds meer over ijdelheid gaat, terwijl het vroeger over onbaatzuchtigheid ging. Dit is maar één hoofdstuk geworden in ‘De emotiemarkt’. Uiteindelijk is er toch een verschuiving opgetreden in de inhoud, het is anders geworden door de context die ik gaandeweg het schrijfproces ging zien. Mijn nieuwe titel gaat over de duurzame mens. Dit is ook echt weer een boek waar ik al schrijvend gedachten aan het vormen ben over iets wat ik in ‘De emotiemarkt’ al voorspeld heb.”
Emotionele overdracht
Piët schrijft in periodes dat het wat rustiger is of als ze in haar huis in Frankrijk verblijft. “Als ik echt ga schrijven, richt ik een aparte schrijfkamer in. Mijn laatste boek heb ik geschreven in de dienkeuken van landhuis Winfried. In Normandië heb ik ook een schrijfkamer met uitzicht op zee. Als ik de ramen opendoe, komt de zilte zeelucht naar binnen. Als het schrijven niet lukt, heeft het niet aan de plaats gelegen; ik zou een wereldtalent moeten zijn gerekend naar die schrijfplek!” Piët vindt het moeilijk aan te geven wat voor type schrijver ze is. “Ik schrijf ook om het schrijven. Het gaat niet alleen om het transporteren van gedachtes naar het publiek, het gaat ook om de vorm zelf, om het vehikel van de taal en wat deze kan doen aan emotionele overdracht. Ik zou wel een gooi willen doen naar het predicaat literaire non-fictie, maar zover ben ik misschien nog niet. Ik schrijf ook fictie, maar dat heeft het daglicht nog niet gezien, dat vind ik heel eng. Ik vind het dapper van mensen om zich zo kwetsbaar op te stellen met fictie, dat is iets waar ik tegenop zie. Als ik besluit mijn roman te publiceren, doe ik dat misschien onder een andere naam. Niet alleen uit angst voor recensies, maar ik wil het boek vrij aanbieden zonder dat er associaties van mensen aan zitten. Ik wil het contextloos lanceren, zodat mensen het gewoon onbevooroordeeld kunnen lezen.”
- Schrijver: Susanne Piët, ruim 25 jaar directeur van een eigen adviesbureau voor communicatiestrategie, is adviseur, coach, trainer, spreker, schrijver en landgoedbeheerder.
- Boeken: Ze heeft meer dan twintig boeken geschreven, waaronder De emotiemarkt (2003, Prentice Hall), Emotiemanagement (2004, Prentice Hall), De emocode (2006, Prentice Hall), Het groot communicatie denkboek (2007, Prentice Hall), Winfried – Geschiedenis van een landgoed en zijn bewoners (2007, Bertholée Publishing House), Waar ik loop schijnt de zon (2008, Pearson Education).
- Boekenkast: In de bibliotheek in landhuis Winfried klassiek kersenhouten boekenkasten, in haar andere huizen ingebouwde boekenkasten
- Aantal meter boekenplank: 130 meter totaal (literatuur, sociaal wetenschappelijke boeken, kunst- en cultuurboeken, Fransen Engelstalige boeken, managementboeken en kinderboeken)
- Aantal boeken: ruim 5000
- Percentage gelezen: Van de fictie en non-fictie bibliotheek 90%, van de managementboeken 50%
- Type lezer: Eclectische allesgrazer
- Type schrijver: Beschouwend, humoristisch, mengeling van nuchter en spiritueel, wetenschappelijk en ervaringskundig
- Beste boeken: All the Pretty Horses (C. McCarthy) Piët zegt hierover: ‘Het zand knispert tussen je tanden als je het leest!’, In ongenade (J.M. Coetzee), Proust was een neuroloog (J. Lehrer)
- Inspirerende auteurs: Aldous Huxley, Doris Lessing, Jonathan Safran Foer, Paul Auster, Bruce Chatwin, Jeremy Rifkin
- Eerste boek: Het groot winterboek
- Lezen is voor mij… ‘Aanhaken aan de wolk die mensen verbindt met het universum. Opgaan in het lezen vind ik een heerlijke toestand.’
- Schrijven is voor mij… ‘Het opruimen van mijn hoofd, het ontwikkelen van mijn gedachten en contact maken met anderen; door het schrijven ben ik verbonden met de geestelijke en de stoffelijke wereld.’