
‘Zodanig met elkaar meebewegen dat het beste idee komt bovendrijven’
Tejo Remy en René Veenhuizen werken al vijfentwintig jaar succesvol samen als Atelier Remy & Veenhuizen. Ze experimenteren volop met vormen, materialen en methoden en nemen context en functie als vertrekpunt. Daaruit ontstaat het verhaal dat ze willen vertellen. Zo zijn design klassiekers ontstaan als Accidental Carpet en Chest of Drawers, waarmee de ontwerpers al voor de duurzaamheidstijdgeest uitliepen.
Op een industrieterrein in Culemborg in een voormalige meubelfabriek is het atelier gevestigd van ontwerpersduo Remy & Veenhuizen. Ze delen de werkplaats met een meubelmaker waarvan ze de machines kunnen gebruiken. Ook is er een grote showroom waar alle ontwerpen van het duo te zien zijn: van de Bamboo Chair tot de Concrete Bench en van de Milkbottle Lamp tot de Ragchair. Wat daar niet te zien is, zijn de vele ontwerpen die ze in opdracht maakten voor buiten. In het boek THE WORLD = OUR TOOLKIT, dat ze maakten bij hun overzichtstentoonstelling in het Spaanse Burgos (2015), staan deze wel. Daarin zijn ook opdrachten te zien als de Zandfortbank, de Social Fence en de Reef Bench.
Dit jaar werken de ontwerpers 25 jaar samen onder de vlag Atelier Remy & Veenhuizen. Ze hebben nog niet echt stil gestaan bij dit jubileum en nog geen feestje in petto. Ze bouwen gestaag door en ervaren elke opdracht en elk ontwerp als een nieuwe puzzel die uitgevogeld en gelegd moet worden. Veenhuizen: ‘We zijn een soort ontdekkingsreizigers, dus er moet wel altijd iets te ontdekken zijn.’
Samen verder komen
Beide ontwerpers zijn begin jaren 90, een paar jaar na elkaar, afgestudeerd aan de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht, in 3DDesign. Ze ontmoetten elkaar in het verzamelgebouw waar ze allebei een atelier hadden. Ze begonnen mee te kijken met elkaars werk. Remy: ‘Bij een ander zie je beter wat er mis is dan bij jezelf. We waardeerden elkaars mening en ontdekten dat we samen verder konden komen.’ Veenhuizen: ‘Onze samenwerking is organisch gegroeid toen de projecten groter werden. Dat is niet vanzelfsprekend. Samenwerken met anderen is niet zo makkelijk, maar wij hanteren de soft diplomacy methode: de juiste taal gebruiken en wederzijds respect hebben. Ook moet je niet een heel groot ego hebben, maar met elkaar meebewegen, zodanig dat het beste idee komt bovendrijven. Onze samenwerking is een proces, je kunt achteraf niet meer precies ontrafelen wat van wie was.’
De ontwerpen van het duo zijn heel uiteenlopend, maar over de weg ernaartoe zijn wel een aantal generieke dingen te zeggen. Remy: ‘Het begin van een project is meestal spelen met materialen en op een gegeven moment komt er een methode uit. We werken veel met schaalmodellen en prototypen, en soms moeten we het omzetten in een computer model zodat iemand anders het kan maken.’ Veenhuizen: ‘Het proces is gefaseerd. Eerst ontstaat er een plan waar we vervolgens de opdrachtgever van moeten overtuigen. Maar vaak weten we dan zelf nog niet hoe iets gaat werken. Als er een ‘go’ is, begint het echte proces en gaan we door tot we tevreden zijn. Qua uren vliegen we vaak uit de bocht, maar als je a zegt, moet je ook b zeggen.’
Remy: ‘Vaak is er een paniekmomentje waar je doorheen moet, want in ieder ontwerpproces zit een kern van onzekerheid over waar je naartoe gaat en waar je uitkomt. Daar moet je mee leren omgaan.’ ‘Het helpt als je met zijn tweeën bent, dan kun je elkaar de schuld geven’, lacht Veenhuizen. Remy: ‘Met z’n tweeën kun je ook in de put zitten, maar dat is dan een gedeelde put.’ Een deadline helpt, vinden ze, het gevaar is om door te blijven ontwikkelen, maar op een geven moment moet je een knoop doorhakken. Dat ze vijfentwintig jaar ervaring hebben helpt . Remy: ‘We komen er altijd uit, maar het proces blijft een onzekerheid behouden, omdat je altijd opnieuw begint. Dat is ook het leuke eraan.’
Materiaal met een betekenis
‘Bij de Tennis Ball Bench waren we voor het eerst echt zeker van onze zaak toen we het idee presenteerden aan de opdrachtgever. De visuele impact van dat ontwerp werkt goed, iedereen onthoudt de tennisballenbank’, vertelt Veenhuizen. Museum Boijmans van Beuningen wilde een zitobject voor het digitaal depot. De ontwerpers wilden het volume van het depot voelbaar maken. Het idee om elk kunstwerk in het depot te representeren door iets, een ronde vorm, iets cel vormigs kwam door een foto van een Afrikaanse plant die bestaat uit honderden verbonden balletjes. Uiteindelijk kozen ze voor een tennisbal, omdat die lekkerder zit dan bijvoorbeeld een pingpongbal. Veenhuizen: ‘Een tennisbal is gestoffeerd als een meubel, die is al af. We ontdekten dat je de haren mooi met elkaar kunt verlijmen. Eerst hebben we nog getest met het doorboren van de ballen die we ergens op gingen rijgen, maar dat bleek onnodig ingewikkeld. We lijmen de strengen van tennisballen aan elkaar, maken daar matten van die we dichtvouwen. In die koker schuiven we hoepels van verenstaal.’
De tennisballen zijn reject balls, afgekeurd bij de productie.’ Ze gebruiken vaak bestaande materialen in hun ontwerpen. Remy: ‘We zijn niet activistisch aan het recyclen, maar het is wel een afspiegeling van een bepaalde mentaliteit.’ Veenhuizen: ‘Het gaat om storytelling; bestaande materialen hebben al een betekenislaag in zich en daar spelen we mee. Bij een opdracht voor een epilepsiecentrum wilden we huiselijkheid brengen in een institutioneel gebouw. Daaruit is het idee ontstaan om wollen dekens te gebruiken, die hebben een soort nostalgie in zich. We hebben in een aantal stappen en met prototypes een methode ontwikkeld van hoe we die dekens verwerken in het ontwerp. De methode wordt zo onderdeel van het decoratieve resultaat.’ Remy: ‘Hoe het maakproces is opgebouwd, bepaalt ook hoe het eruit komt te zien. We hebben een tafel ontwikkeld met gaatjes waarin we houten prikkers – gewoon van de Chinees – zetten die de vorm bepalen. We ontdekten dat dubbel gevouwen stroken van dekens leiden tot een beter resultaat. Het werk groeit tijdens het leggen van de stroken, al buigend en pinnend werk je verder. Vooraf weet je niet hoe de vorm en de kleurschakering uitpakt, daarom heet het Accidental Carpet. Elk tapijt is uniek.’ De methode bleek succesvol, ook na dit project zijn kleden gemaakt voor andere toepassingen en de designers maken er ook poefjes van: Carpet Rocks.
Dingen met een eigen logica
Een van de succesfactoren achter de langdurige samenwerking is dat Remy en Veenhuizen eigen projecten ontplooien. Remy: ‘We hebben ieder onze stokpaardjes.’ De fameuze ladenkast (Chest of Drawers) die in verschillende museumcollecties is opgenomen, en de Ragchair die Tejo Remy allebei al ontwierp voor hun samenwerking, worden nog steeds gemaakt. Remy: ‘Recyclen en improviseren doe ik al vanaf mijn eerste ontwerpen. Ik was geïnspireerd door Robinson Crusoë die het moest doen met wat hij kon vinden. Daar komt de uit oude kledingstukken samengestelde voddenstoel vandaan.’ Ook René Veenhuizen zoekt een antwoord op het duurzaamheidsvraagstuk. ‘Ik wil methodes ontwikkelen om dingen anders te maken, bijvoorbeeld zonder bevestigingsmaterialen en demonteerbaar. Daarom werk ik nu met vlechttechnieken. Ik weet niet of die het antwoord zijn, maar het onderzoeken is mijn stip op de horizon. Daarbij probeer ik andere materialen, zoals autogordels uit om de folkloristische uitstraling van vlechten te vermijden.’ Remy experimenteert met glasblazen op een residentieplek in Frankrijk waar hij regelmatig naartoe gaat. ‘De focus die je daar hebt en de samenwerking met vakmensen is fijn en nieuw. Het is heel experimenteel, het happy accident zit in de techniek en er hoeft niks uit te komen.’
De ontwerpers genieten nog altijd van elke uitdaging. Veenhuizen: ‘Het experimenteerstuk van het proces is leuk, dat ongewisse, en het is een mooi moment als alle puzzelstukjes op de juiste plek vallen.’ Zoals bijvoorbeeld bij de Bamboo Chair, waar de ontwerpers al vlechtend en brekend zonder tekening vooraf, op het uiteindelijke ontwerp kwamen. ‘Nadat we gevraagd waren iets te doen met bamboe, werden we geïnspireerd door het beeld van een boer die in gevlochten manden zijn kippen naar de markt brengt.’ Remy: ‘Wat we belangrijk vinden is wat voor beeld het oplevert. We willen een ding neerzetten dat karakter heeft, dat iets uitstraalt en een verhaal vertelt. Veenhuizen: ‘Het gaat niet per se over mooi, maar wel over de juiste verhoudingen, het komt wel nauw.’ ‘Een ding moet een eigen logica in zich hebben, waardoor de vorm die ontstaat vanzelfsprekendheid heeft’, vult Remy aan. Veenhuizen: ‘De signatuur van onze ontwerpen is heel verschillend, omdat we voor elke plek of opdracht onderzoek doen. Er is daarom niet een typische Remy Veenhuizen.’ ››
Werk van Atelier Remy & Veenhuizen is te zien in onder meer Textiel Museum Tilburg, Boijmans van Beuningen, Centraal Museum Utrecht, MoMA New York en op afspraak in de showroom in Culemborg. remyveenhuizen.nl