Vanuit een ooghoek zie je ze in een flits voorbijschieten door je autoraam: windturbines. Was de horizon van het IJsselmeer de vorige keer dat je voorbij zoefde over de Afsluitdijk niet leeg? Hoe zijn die molens daar zo ogenschijnlijk plotsklaps verrezen? Waar komen ze vandaan? En hoe bouw je een windturbine?
Tekst en foto’s: Eline Crijns
De sluiswachter van de Oranjesluizen in Amsterdam komt er zijn huisje niet voor uit. Hij schut het drijvend platform als ieder ander schip en maakt zich geen zorgen over de stabiliteit van de drijvende constructie die zijn sluis passeert en daar ver bovenuit torent. Wandelaars en fietsers die staan te wachten tot ze het sluizencomplex kunnen oversteken maken foto’s van de scheepsmanoeuvres van het gevaarte. Op de ponton prijken drie torens die elk zesendertig meter de lucht in steken en 108 ton per stuk wegen. Ze zien het wit van de torens glanzen in de avondzon als ze het gevaarte nakijken dat langzaam voortglijdt uit de geopende sluiskolk richting de Schellingwouderbrug en het Markermeer. Aan boord ligt ook de gondel van 103 ton die zo groot is als een gemiddelde woonkamer en het generatorhart herbergt dat de groene stroom zal opwekken.
Bart Ummels, hoofdingenieur van Windpark Fryslân legt ter zake kundig en welhaast laconiek uit dat de torens onderweg absoluut niet kunnen omvallen, omdat ze aan de ponton verankerd zijn met een muurvaste ‘flensverbinding’ van geschroefde bouten en moeren op een stalen binnenring. Met enige bravoure: “Het liefst had ik ze alle drie op elkaar gemonteerd getransporteerd, maar dan zouden we niet onder de hoogspanningskabels onderweg door kunnen varen. Bouwen op het water is erg duur; een tienvoud van bouwen op locatie op het land en honderd keer duurder dan montage in de fabriek. We maken alles op het land zover klaar als we kunnen, zodat we zo min mogelijk tijd kwijt zijn op het water. Daarom ook vervoeren we de torens verticaal; dat scheelt een hijsbeweging op het water.” Hier spreekt een technisch bestuurskundige die gepromoveerd is in de elektrotechniek. “Ik ben verantwoordelijk voor voortgang, veiligheid en kwaliteit van het werk.”
Dit voorjaar is de bouw begonnen van een windpark in het Friese deel van het IJsselmeer: het grootste windpark in een binnenwater ter wereld. In enkele maanden tijd verrijzen 89 windturbines in een gebied in de vorm van een zeshoek dat 34 vierkante kilometer water bestrijkt. De vorm en locatie zijn zodanig gekozen dat het zicht op de horizon zo min mogelijk verstoord wordt – Kornwerderzand en Makkum liggen op 6 kilometer. Ummels: “Het is het meest zichtbare offshore windproject ter wereld, omdat je het van alle kanten ziet.” De windturbines staan 600 meter uit elkaar in een positie waarop ze elkaar niet hinderen en zoveel mogelijk wind vangen. De molens hebben geen naam, maar wel een eigen nummer. Door de Oranjesluis passeerden de torendelen en gondel van ‘Molen 10’.
Vertrekpunt Alaskahaven Amsterdam Westpoort
Deze onderdelen van Molen 10 kwamen over het IJ van de verzamellocatie in de haven van Amsterdam. Daar staan de torens als soldaten rechtop in rij en gelid opgesteld op het haventerrein met aan hun voet een verzameling gondels als grote witte ballen. Het stilleven van reuzen wordt gecompleteerd door een strakke lijn rotorbladen die horizontaal zo gerangschikt zijn dat er zoveel mogelijk naast elkaar kunnen liggen als lepeltjes in een doosje. Drie daarvan zijn de wieken voor Molen 10 en zullen later een geheel vormen, vastgemaakt aan de naaf.
Molen 10 is van internationale makelij. Ummels: “De onderdelen zijn overzee aangevoerd: de rotorbladen gemaakt van glasvezel, balsahout en epoxyhars komen uit Marokko, de stalen torens uit Portugal, Denemarken en Vietnam, de gondels uit Denemarken en de naven uit China. Het ‘kroonsteentje’ is Fries; het uitgangspunt is om waar dat maar kan gebruik te maken van Friese leveranciers.” Die zitten voornamelijk in de dienstverlening en logistiek binnen het project.
Ummels laat in een serie filmpjes op YouTube zien hoe de hijskranen de onderdelen op de binnenvaartschepen takelen. Met een aanstekelijk ‘Hallo, ik ben Bart en …’ geeft hij tekst en uitleg bij het niet alledaagse tafereel dat zich achter de hekken op het haventerrein afspeelt. Dat is Ummels wel toevertrouwt; hij is ook docent windenergie aan de TU Delft. “Voor de stemming op de projectlocaties werkt het filmen ook goed; mensen zetten net even hun helmpje wat rechter.”
Het windparkproject schakelde een Fries communicatiebureau in dat zorgt voor het maken van de filmpjes waar drones het spektakel in vogelvlucht vastleggen, zodat de kijker vanaf de grond niets hoeft te missen. Dat valt op. Anne de Groot, directeur van Windpark Fryslân, steekt van wal: “We doen dit project met een reden en die willen we er graag bij vertellen, zowel in de ideeën- als in de bouwfase. Temeer omdat niet iedereen voorstander is. Het is feitelijk een belangenafweging geweest in de Friese energietransitie: of een heleboel parken op land neerzetten of een groot park op het IJsselmeer waar het harder waait en minder molens volstaan.”
De Groot legt uit dat ze gestart zijn met een bewonersbijeenkomst in Café De Zwaan in Makkum en dat ze jaarlijkse een burendag organiseren. “Ik weet dat we niet bij iedereen punten hebben gescoord met het idee van dit windpark, maar wel door altijd open en aanspreekbaar te zijn. Mensen hebben het over drie dingen bij windmolens: geluid, slagschaduw en uitzicht. Uitzicht tover je niet weg, maar we proberen bijvoorbeeld met een radar vliegverkeer zodanig te detecteren dat de wettelijke verlichting niet continu hoeft te branden. Schaduw- en geluidsoverlast spelen bij dit project niet, dat is een voordeel ten opzichte van locaties op het dichtbevolkte land.”
Windenergie is De Groot met de paplepel ingegoten: “Mijn vader is ooit gestart met windenergie op zijn landbouwbedrijf in de Noordoostpolder waar hij een windturbine bouwde en zo ben ik er in gerold.”
De directeur van het windpark raakt niet uitgepraat wanneer hij vertelt over alles waar ze verder rekening mee hebben gehouden: vogels, vissen, vleermuizen, watersporters en andere IJsselmeergebruikers. Natuur- en recreatie-organisaties vochten de komst van het windpark vergeefs aan bij de Raad van State. Deze verklaarde in 2018 de bezwaren ongegrond. De Groot: “De impact op de omgeving zal nauwkeurig gemonitord worden. We compenseren waar we kunnen: we hebben een natuureiland aangelegd en storten gedurende twintig jaar 720 duizend euro per jaar in een onafhankelijk ‘Omgevingsfonds’ voor lokale groene initiatieven.”
Tussenstop in Lelystad-Haven
Nadat het transport met de torendelen en de gondel van Molen 10 de Oranjesluizen is gepasseerd vaart het richting Lelystad. Het Markermeer is wijds, maar vanaf de dijk bij de Oostvaardersplassen zijn de torens zichtbaar voor de dagjesmensen die vanaf de wal over het water in de verte turen.
De ponton meert af aan een kade voor de sluis in de Houtribdijk die de passage vormt naar het IJsselmeer. Hier zijn de torens zo dichtbij de wal dat de vortex generators – kleine uitsteeksels die de wind breken en ongewenste trillingen van de toren tegengaan – op het bovenste torendeel waarneembaar zijn. Ummels doceert over de logistiek: “Een tussenhalte in Lelystad is noodzakelijk, zodat er geen gaten in de aanvoer vallen; de onderdelen zijn dan al relatief dichtbij de bouwlocatie van de turbines.”
Hier wachten ze tot ze afgeroepen worden voor de laatste etappe van vier uur varen naar de locatie van het windpark. De onderdelen van Molen 10 zijn niet de enige: het transport voor Molen 9 ligt hier ook te wachten op een gunstig ‘windwindow’ van maximaal windkracht 4, geschikt voor het hijsen.
Windenergie is een internationale expertise: op de parkeerplaatsen bij de kantoren en bouwketen staan auto’s met kentekens uit Denemarken, Duitsland, Polen en Nederland. Opdrachtgever namens Windpark Fryslãn Holding bv is Ventolines die de bouw en het onderhoud gunde aan Zuiderzeewind: een consortium van aannemer Van Oord en bouwer Siemens Gamesa. Provincie Friesland is mede aandeelhouder en investeert 100 miljoen euro in het windpark. Onder het motto ‘fan en foar Fryslân’ is het voornemen dat een deel van de baten terugvloeit naar duurzame projecten in de provincie en in het Friese IJsselmeergebied.
De Groot trots: “Het project is een internationale showcase van BV Nederland voor toekomstige projecten. Het windpark gaat op veel plaatjes terechtkomen vanwege de unieke combinatie van duurzame energie met de waterveiligheid van de Afsluitdijk en de ecologie van de nieuwe vismigratierivier.”
Ondertussen in Oude Zeug
Terwijl de torens en gondel de route over het Markermeer volgen, zijn de drie rotorbladen en de naaf van Molen 10 per binnenvaartschip vanuit de Alaskahaven vervoerd naar Oude Zeug in de kop van Noord Holland. Daar zijn ze aan land getakeld in afwachting van montage.
De rotorwieken liggen met hun lengte van 65 meter naast elkaar op een verder leeg terrein; er is ruimte nodig voor de assemblage. Van dichtbij zijn over de hele lengte van de aerodynamische rotorbladen scherpe ‘dinotanden’ die de lucht geleiden, zichtbaar. Op volle snelheid draaien de uiteinden met driehonderd kilometer per uur. De cirkeltjes op de bladen ter grootte van een twee euromunt zullen inslaande bliksem veilig geleiden.
Vanonder zijn bouwhelm vertelt Ummels grijnzend een anekdote over de toevallige draairichting van moderne windmolens: “In de 16e eeuw draaiden de windmolens tegen de klok in, dat kun je bij bijvoorbeeld Kinderdijk nog zien. Dat had een functie: de rechtshandige molenaars konden zo eenvoudig de zeildoeken van buiten naar binnen over de houten wieken trekken. Het verhaal gaat dat de vrouw van een Deense innovator van moderne windmolens haar man bij wijze van handelskenmerk adviseerde ‘zijn’ ontwerp met de wijzers van de klok mee te laten draaien. Dat is de standaard geworden, zoals je overal waar windturbines draaien kunt zien. Technisch zou het ook andersom kunnen; het is maar net hoe je ze ontwerpt.”
Op afroep komt het lege terrein in Oude Zeug tot leven. Een grote kraan tilt een rotorblad op. Aan de vleugel zijn touwen bevestigd waarmee mannen op de grond het blad op zijn korte vlucht naar de rotorkop gecontroleerd geleiden. Met flensverbindingen bevestigen ze het blad aan de naaf die groot genoeg is voor een werkman om in te kruipen – het ziet eruit alsof iemand de cabine van een bescheiden ruimteschip in stapt door een deurtje waarachter een trappetje omhoog loopt naar de plaats waar de schroeven en moeren een rotsvaste verbinding aangaan.
Als de drie rotorbladen op hun plek zitten, takelt de grootste landkraan die er is, het gevaarte op een ponton dat klaarligt in de schuilhaven. Vanaf hier is het twee uur varen naar het windpark. Wanneer de weersverwachting maximaal windkracht 3 is en de torendelen van Molen 10 gereed zijn voor ontvangst van de wieken, varen ze uit om de molen compleet te maken.
Eindbestemming Windpark Fryslân
Halverwege de Afsluitdijk zijn de contouren van het windpark in aanbouw goed zichtbaar: hier komt alles samen. Tussen de glinstering van de zon op het water prijken de 89 gele funderingen een paar meter daarboven uit; ze lijken overal rondgestrooid. Op acht zijn de windturbines al opgebouwd; ze zijn met hun ‘tiphoogte’ van 180 meter niet te missen – ter vergelijking: de Domtoren in Utrecht is 112 meter.
In de verte is de opbouw van de negende molen in volle gang. Dichtbij de wal begint de opbouw van Molen 10 op driehonderd meter van het land bij Breezanddijk. De fundering is op maat ontworpen voor deze plek: een 40 meter lange paal van 4,5 meter dik is 34 meter de bodem in geheid. Daarop is een buiten- en binnenplatform gemonteerd waarop de toren wordt aangesloten.
De opbouw duurt 1,5 dag: de drie torendelen worden stuk voor stuk gehesen en gemonteerd in een gestaag maar gecontroleerd tempo – voor de wandelaar op de dijk er erg in heeft, staat er terwijl hij zijn hond uitlaat een nieuw torendeel op het vorige en verrijst de windturbine voor zijn ogen.
In de torendelen zijn de stroomkabels voorgemonteerd. Als de torens op elkaar staan verbinden de bouwers de kabels onderling en met de fundering. De bouwkraan tilt de gondel haaks op de 115 meter hoge toren, daarna volgt de aansluiting met de generator bovenin. Tot slot hijst de kraan het geheel van de drie wieken met een diameter van 130 meter door de lucht en volgt montage van de naaf aan de gondel.
De bouw van de windturbines gaat zeven dagen per week, dag en nacht, door. Ummels rekent voor dat er vier identieke ploegen zijn om dit te kunnen waarmaken: “De mensen werken 12 uur op en 12 uur af en daarnaast twee weken op en twee weken af. Het is een puzzel van coronabubbels.”
Op het water werken 120 mensen op duwboten, vrachtschepen, een wachtschip en twee speciaal voor het project gebouwde installatieschepen met daarop het grootste formaat landkraan inclusief dito formaat contragewichten. Ummels: “Aan boord zijn de teams van aannemer Van Oord en van bouwer Siemens en de ‘site reps’: de mensen die onze ogen en oren zijn.” Ummels wijst op De Groot en zichzelf en vertelt dat zij, het management, gekscherend ‘The Beach’ worden genoemd; de beste stuurlui staan aan wal – letterlijk. Dan vervolgt hij serieus: “Je moet een zeven dagen durende veiligheidstraining gevolgd hebben om aan boord te mogen plus daarna uit voorzorg eerst in quarantaine om de bubbel niet te verstoren. Als iemand een keer een schroevendraaier laat vallen bijvoorbeeld, is dat meteen heel gevaarlijk omdat de toren zo hoog is.”
Desondanks is Ummels onlangs aan boord geweest en in de windturbine. “Dat is belangrijk voor het begrip van elkaars werk over en weer; het voorkomt dat ik mezelf zit op te vreten op een zolderkamer achter de computer.” Hij laat foto’s van de binnenkant zien die ruimte genoeg biedt voor een lift voor twee personen en een trap omhoog. Waar de torendelen aan elkaar gemonteerd worden zijn balkonnetjes waarop de bouwers de flensverbindingen maken. Ummels: “In de toren zie ik bijvoorbeeld de markeringen die gezet worden als de bouten twee keer zijn aangedraaid.” De Groot vult aan: “Wij zijn verantwoordelijk en we willen wel zien of het goed gaat.”
Omdat het een 24/7 project is, is loslaten lastig. Ummels geeft aan dat hij daar slecht in is: “Ik word daar ook op aangesproken door mijn gezin.” Hij laat het type appjes zien dat hij voortdurend krijgt: ‘taglines removed’ of ‘de rotorinstallatie is nu veilig afgerond’. Hij scrolt door naar een timelapse van het takelen van de wieken en vervolgens naar een foto van een optimalisatieschema van Siemens van die ochtend. Ummels: “Mijn telefoon staat 24 uur per dag aan in geval van een calamiteit.”
Molen 10 is opgebouwd en aangesloten. Het is tijd voor een uitgebreide visuele inspectie: zowel van binnen als aan de buitenkant – een zwart stipje abseilt langs de molen. Nadat ook de testen geslaagd zijn, gaat Molen 10 in bedrijf en wekt direct groene stroom op.
Doorstroom vanuit Breezanddijk
Ummels schetst hoe de stroomkabels lopen die 2,5 meter in de bodem van het IJsselmeer zijn gelegd: “De turbines zitten in clusters aan elkaar en er lopen twaalf strengen aan land het nieuwe transformatorstation in.”
Het transformatorstation op de Afsluitdijk vormt de behuizing van twee transformators – beide in gebruik, maar ze kunnen ook als wederzijdse back-up dienen. Het transformatorstation is zo ontworpen dat bezoekers er doorheen kunnen lopen en achter het glas de transformators zien. De kinetische buitengevel is bekleed met aluminimumplaatjes die wapperen in de bries op de Afsluitdijk om het idee van wind te onderstrepen. Hier zetten de transformators de groene stroom om van middenspanning naar hoogspanning en vervolgt die zijn route via kabels onder het fietspad in de Afsluitdijk en in de berm van de A7 naar het hoogspanningsnet van TenneT.
De Groot: “Voor de afname van de stroom hebben we een deal gesloten voor 15 jaar met Eneco. We krijgen bijna een gegarandeerde prijs voor de stroom, omdat de stroomprijs wordt aangevuld met subsidie.” Het windpark zal naar verwachting 382 megawatt stroom leveren – vergelijkbaar met het verbruik van 500.000 huishoudens – en daarmee 800 duizend ton CO₂ besparen. De initiatiefnemers proberen waar dat kan de groene stroom toe te wijzen aan Friese afnemers: “Thialf draait straks op onze groene stroom.”
Terug bij de Oranjesluizen in Amsterdam waar aan het eind van weer een volgende dag een transport met drie torenhoge witte palen identiek aan die van Molen 10 geruisloos het sluizencomplex passeert en waar er nog tientallen als een fata morgana voorbij zullen trekken de komende tijd op weg naar hun Fryske bestemming, verzucht Ummels: “Ik moet tussen alle bedrijven door niet vergeten meer en vaker in verwondering stil te staan bij wat nu na jarenlange voorbereiding in een paar maanden verrijst.”