Kunst uit het derde rijk | Tableau magazine

Museum Arnhem haalt Duitse nazikunst uit de vergetelheid. De nazi’s verordonneerden op grote schaal de productie van realistische kunst. Museum Arnhem toont een uniek overzicht van Duitse werken die na afloop van de Tweede Wereldoorlog het daglicht niet meer hebben gezien. ‘Het is serieuze kwaliteitskunst die je niet zomaar kunt wegzetten als belabberde propaganda’, zegt curator Jelle Bouwhuis.

De Slag om Arnhem in september 1944 is in deze stad nergens ver weg. De brug over de Rijn waar het allemaal om draaide bij de op een na grootste luchtlanding en veldslag op Nederlands grondgebied, ligt er nu onaangedaan bij. Monumenten, musea, wandelroutes en de militaire begraafplaatsen in de omgeving houden de herinnering aan Operatie Market Garden levend. Museum Arnhem werd daarbij ook verwoest, het heropende in 1953. De observatiebunkers die de Duitsers groeven liggen nog altijd onder de museumtuin. De nieuwe overhangende museumvleugel uit 2022 onderstreept de strategische positie op de heuveltop met weids zicht over het Rijndal. Op deze plek vindt deze winter een belangwekkende tentoonstelling plaats over kunst in het derde rijk.

Hoogtepunt van realisme

Het museum toont negentig werken van Duitse kunstenaars uit de periode 1933-1945. Het is voor het eerst dat een kunstmuseum beeldende kunst die gemaakt werd conform de eisen die het naziregime stelde, op deze schaal exposeert. Het is een doos van Pandora die opengaat, met werken die na de oorlog in diskrediet zijn geraakt, net als de kunstenaars die ze maakten. De werken zijn grotendeels afkomstig van het Deutsches Historisches Museum in Berlijn, die de beladen kunst nauwelijks heeft getoond. Conservator Jelle Bouwhuis vertelt waarom Museum Arnhem het wel aandurft om ze tentoon te stellen. ‘Wij zijn een museum voor realisme uit de eerste helft van de 20e eeuw en daar passen deze werken stilistisch gezien goed bij. Ze komen uit een periode waarin deze stroming in Duitsland haar hoogtijdagen beleefde, aangejaagd door de Duitse verheerlijking ervan. Doordat het na de oorlog weggestopt is, ontstond een blinde vlek in de kunstgeschiedenis. De werken zijn in de vergetelheid geraakt, niemand kent ze goed.’

Direct na de oorlog werd veel nazikunst geconfisqueerd door de Verenigde Staten. Later kreeg de Duitse staat alles terug, met uitzondering van de portretten van Hitler en andere nazileiders, die in de Amerikaanse kluis bleven.

Afleiding en verleiding

‘Wat we tonen is het topje van het topje van de ijsberg, want er zijn honderdduizenden, misschien wel miljoenen werken gemaakt in nazi Duitsland. Alleen door ingeschreven leden van de Reichskulturkammer, waarin joden of zij die zich niet committeerden niet welkom waren. In een periode van twaalf jaar heeft het Duitse regime het moderne kunstbedrijf flink aangewakkerd en kocht de staat op grote schaal hedendaagse kunst aan’, vertelt Bouwhuis. Belangrijk daarin was de Grosse Deutsche Kunstausstellung die jaarlijks plaatsvond in München. De nazi’s bouwden daarvoor het Haus der Deutschen Kunst met duizenden vierkante meters oppervlak dat volledig gevuld werd met propaganda kunst. Bouwhuis: ‘Kunstenaars konden intekenen via een open inschrijving die erg populair was en zeven keer werd overschreven. Er werd dus grondig geselecteerd. Je moest echt wat kunnen om gekozen te worden. Als gevolg namen kunstenaars elkaar de maat en streefden naar hun beste kunnen.’

De kunststromingen en daarmee de Duitse kunstwereld werden door het regime volledig gepolariseerd. Kunst die aan de regels voldeed was goed, de rest per definitie niet. ‘Kunstenaars die meededen waren spekkoper. Hitler en zijn gevolg waren grootafnemers van hun werk. Hitler, die ooit zelf kunstenaar wilde worden, heeft 300 werken aangekocht waaraan hij 6,5 miljoen Rijksmarken spendeerde. De rest van de nazitop volgde. Ook particulieren kochten de jaarlijkse kunstbeurs leeg; er werden zelfs nieuwe hangings georganiseerd met supplementen bij de catalogus’, vertelt Bouwhuis.

De marketing was professioneel: de beeltenissen vonden geraffineerd hun weg naar het grote publiek door rondreizende exposities in meerdere talen, ansichtkaarten en posters. De Duitse kunstmachinerie draaide overuren. Afleiding bieden van de oorlogsgruwel was een belangrijk doel van het regime. ‘In 1942 kwamen 850.000 bezoekers kijken, ondanks de oorlog, of misschien wel dankzij, omdat zij op zoek waren naar een verzetje’, denkt Bouwhuis. Zo werd het volk verleid tot de ideologie van het nationaalsocialisme. Verheerlijkt werden klassieke kunststijlen en realisme. Niet toegestaan werden moderne en abstracte kunststromingen zoals het expressionisme en kubisme. Sterker nog deze werden expliciet weggezet als entartet (ontaard).

In 1937 vond de beruchte lastertentoonstelling ‘Entartete Kunst’ plaats. Die reisde rond en is door twee miljoen mensen gezien. Bouwhuis: ‘Het was bedoeld als een educatieve tentoonstelling om het volk te leren wat slechte kunst is, dat werd uitvergroot en belachelijk gemaakt. Twintigduizend van die moderne werken uit de musea zijn door het regime aan het buitenland verkocht. Dat is de kunst die wij nu als goede, moderne kunst beschouwen.’

Ongemakkelijk?

Verwacht in Museum Arnhem geen wanden vol hakenkruizen, nazi-symboliek of oorlogstaferelen. Wel: de glorificatie van het platteland en het Duitse (boeren) volk in werken van Julius Paul Junghanns en Max von Poosch. Er zijn landschapstaferelen van Edmund Steppes en Willy Kriegel. Ook de Arische mens figureert weeldig: atletische mannen en rondborstige vrouwen – de opvatting over genderrollen in de nationaalsocialistische ideologie laat weinig te raden over in het werk van kunstenaars als Ivo Saliger, Oscar Graf en Albert Janesch.

Ook de industriële vooruitgang in het derde rijk is een belangrijk thema en wordt verbeeld door Günther Domnich, Erich Mercker en Claus Bergen aan de hand van fabrieken, spoorwegen en militair materieel. En het indrukwekkende Die vier Elemente van Adolf Ziegler (hoofd Beeldende kunst bij de Reichskulturkammer) dat een prominente plek had in de Führerbau, het kantoor van Hitler in München, zal ook in Arnhem te zien zijn.

Het museum schetst nadrukkelijk de context waarin de kunst werd gemaakt. Belangrijk, want rond deze thematiek is een relletje snel geboren ondervond het Design Museum in Den Bosch bij de expositie in 2019 van design in het derde rijk. Bouwhuis vertelt dat Museum Arnhem de lessen van Den Bosch heeft meegenomen bij deze expositie. De curator van de expositie in Den Bosch, Almar Seinen, is ook betrokken bij ‘Kunst in het derde rijk’. Context is belangrijk; een misverstand kan snel ontstaan. Hoewel er in Arnhem weinig expliciet aanstootgevende beeltenissen te zien zijn, heeft het museum besloten dat er niet gefotografeerd mag worden. Dat haakt in op de les die je kunt trekken uit ‘Kunst in het derde rijk’: hoe beeld ingezet kan worden voor propagandadoeleinden. Sociale media zijn daarvan een hedendaagse, razendsnelle verspreider.

Het feit dat de werken uit een donkere periode in de kunstgeschiedenis komen en de afgelopen decennia zelden of nooit te zien zijn geweest, maakt nieuwsgierig. Maar wat kan gezegd worden over de kwaliteit ervan? Zouden bezoekers ze kunnen bewonderen en voelt dat wellicht ongemakkelijk gezien hun ontstaansgeschiedenis? Bouwhuis: ‘Wat we tonen is echt de top van de top van een gigantische hoeveelheid kunstwerken die omhooggestuwd zijn in de kunstmachinerie waarin volop werd geproduceerd. Het allerbeste werd voor veel geld aangekocht door Hitler en zijn gevolg. Die selectie laten we zien in deze tentoonstelling. Het is serieuze kunst, gemaakt door serieus opgeleide kunstenaars die vaak al voor de oorlog carrière hadden gemaakt. Je kunt het niet wegzetten als belabberde propaganda. Maar het is aan de bezoeker zelf om te bepalen hoe hij het waardeert en wat hij daarbij voelt. Wij schrijven niks voor, maar maken een activerende tentoonstelling waarbij de bezoeker na afloop niet snel onverschillig buiten zal staan.’

Kunst in het derde rijk, Museum Arnhem, 11 november t/m 24 maart 2024, museumarnhem.nl