Vreemdelingen zijn de norm op de Biënnale van Venetië | Beeldenmagazine

De 60ste editie van de kunstmanifestatie trekt een weids spoor over de wereld. De zuidelijke continenten staan in de spotlights en de aandacht gaat uit naar migranten, vluchtelingen, inheemse volken en queers. Nog nooit hebben zoveel kunstenaars hun debuut gemaakt op de Biënnale van Venetië.

De paviljoens in de Giardini staan er op het eerste gezicht onaangedaan bij, maar de toestand in de wereld dringt traditiegetrouw binnen tijdens de Biënnale. Al voor binnenkomst krijg ik een Free Palestine-tasje uitgereikt. De initiatiefnemers daarvan komen tijdens de previewdagen voorvaren met de Freedom Boat en houden een manifestatie op de kade voor de Giardini. Het terrein is bezaaid met rode flyers met in chocoladeletters: No death in Venice, No to the genocide pavilion. De kunstenaar en curator van het Israëlisch paviljoen hadden zelf al besloten pas open te gaan als er een overeenkomst is gesloten over het staakt-het-vuren en het vrijlaten van de gijzelaars, zo is te lezen op een poster op de deur van het paviljoen. Rusland is net als bij de vorige editie niet aanwezig, maar heeft zijn paviljoen uitgeleend aan Bolivia, met als vermeend motief de lithiumvoorraden in dat land waar de Russen op azen.

Hoofdtentoonstelling: het mondiale Zuiden

Het thema dat de Braziliaanse Adriano Pedrosa koos is: Foreigners Every where – Stranieri Ovunque. Pedrosa is de eerste curator van de Biënnale uit Zuid-Amerika en legt in de hoofdtentoonstelling de nadruk op kunstenaars uit het mondiale Zuiden (Global South) en met name op hen die niet eerder op de Biënnale hebben geëxposeerd – op de bordjes bij de werken wordt dat wapenfeit expliciet benoemd. De toon voor deze 60ste editie wordt direct gezet door de totale transformatie van de bekende witgekalkte gevel van het Centrale Paviljoen in een bont inheemse muurschildering (Kapewe Pukeni, MAHKU).

Al snel wordt duidelijk: vreemd zijn of je een vreemde voelen, is maar net vanuit welk perspectief je het bekijkt. Voelt de traditionele westerse Biënnalebezoeker zich de vreemde wanneer hij naar kunst uit andere werelddelen kijkt, of is de inheemse kunstenaar die voor het eerst in deze omgeving zijn werk toont de vreemde? Of zijn degenen over wie veel van de werken gaan, zoals migranten en queers, de buitenstaanders? Of ben ik zelf de vreemdeling die met een ‘westerse gaze’ raakvlakken denkt te zien tussen The Guitarist van de Zuid-Afrikaan Lucas Sithole en de Walking Man van Giacometti – en is Baigneuse van de Egyptische Ezekiel Baroukh niet typisch een Picasso? Vanuit welke invalshoek je het thema ook bekijkt, Exile is a hard job, zoals Gouden Leeuw winnaar Nil Yalter met haar installatie in de openingszaal duidelijk maakt.

Niet te missen in de centrale tentoonstelling is het video- en geluidskunstwerk van de Zuid-Afrikaanse Gabrielle Goliath. In Personal Accounts toont ze getuigenissen van minderheden over het geweld en trauma waar ze mee te maken krijgen. Het bijzondere is dat de woorden bewust zijn weggelaten – zo kan wat zij te zeggen hebben niet in twijfel worden getrokken, zoals zo vaak gebeurt. Wat rest is een ijzersterke non-verbale, niet mis te verstane indruk. In de acht videowerken van de Marokkaanse Bouchra Kahlili is het ook storytelling in al zijn eenvoud die beklijft. Voor The Mapping Journey Project volstaat een landkaart van het Middellandse Zeegebied, waarover een migrant aan de hand van zijn verhaal met een stift lijnen trekt van de – grillige – routes die hij heeft afgelegd. De tijd van leven die hen daarbij ontnomen wordt, door het eindeloze wachten en van het kastje naar de muur gestuurd worden, stemt moedeloos.

Landenpaviljoens

Wat opvalt bij de landenpaviljoens is dat veel fanatiek meedoen met het hoofdthema. Ze geven het podium aan kunstenaars uit een ander continent, aan een minderheidsgroepering of aan vluchtelingen. De prijs voor het winnende paviljoen ging naar de Australische inzending kith and kin waarbij Archie Moore de sporen van de eerste bewoners, First Nation people, van het continent terug volgt in de tijd met een getekende stamboom die meer dan 65.000 jaar teruggaat. De schoolkrijtlijnen overspoelen de zwarte muren en het plafond van het paviljoen.

Niet te missen hoogtepunten zijn de paviljoens van Polen, Nederland, Oostenrijk en Egypte. In het Poolse paviljoen kruipt het geluid van oorlog onder je huid. Op een groot videoscherm bootsen Oekraïense vluchtelingen het geluid van oorlogsmaterieel na zoals hen dat is bijgebleven. De bezoekers worden uitgenodigd voor de staande microfoons plaats te nemen en deel te nemen aan deze oorlogskaraoke: Repeat after me. Eenvoudige opzet, maar de impact is des te indringender, omdat je voelt dat zij deze klanken nooit zullen vergeten.

In het Nederlandse paviljoen is het de geur die opvalt: cacao. De geëxposeerde indringende beelden van het kunstenaarscollectief Cercle d’Art des Travailleurs de Plantation Congolaise (CATPC) zijn in de Congolese bossen van Lusanga van rivierklei gemaakt. In Amsterdam zijn ze vervolgens uitgevoerd in een editie van cacao en palmolie; een verwijzing naar de plantages van Unilever in Congo. De donkergele palmolie druipt van de gevel van het Rietveldpaviljoen. CATPC ontwikkelt wat ze noemt ‘post plantages’ waarbij ze gekolonialiseerd land terugwint met de opbrengst van kunst om daarop een duurzame samenleving te creëren. In het Nederlandse paviljoen is een live videoverbinding met de kunstenaarspraktijk in Lusanga, waar in het oerwoud een white cube is gebouwd, analoog aan die in Venetië. Voor even lijkt Congo dichtbij.

Voormalig politiek vluchteling en kunstenaar Anna Jermolaewa laat in het Oostenrijkse paviljoen zien hoe het vreemdelingenthema dichtbij komt en beklijft als je het klein en persoonlijk houdt. In Research for Sleeping Positions laat Jermolaewa zien hoe ze zich een slaaphouding probeerde te geven op een bankje op een treinstation in Wenen toen ze daar zeventien jaar geleden aankwam en een week bivakkeerde. Lastig – toen al, maar nu maken expres aangebrachte hinderlijke armsteunen het onmogelijk enige rust te vinden. Een wrang beeld in zijn eenvoud. Lieflijker lijkt de film met Zwanenmeerrepetities, totdat duidelijk wordt dat die opvoeringen in de Sovjet-Unie symbool stonden voor periodes van politieke onrust waarin het regime dagenlang niks anders uitzond dan het beroemde ballet als vorm van censuur en afleiding. In deze nieuwe variant (Rehearsal for Swan Lake) met de Oekraïense balletdanser en choreograaf Oksana Serheieva – die ook live optreedt in het paviljoen – is de inzet van de dansers gericht op een verandering van het huidige regime in Rusland.

De lange rijen voor het Egyptische paviljoen komen door de lengte van de musical-achtige film van Wael Shawky die binnen wordt vertoond – en het succes daarvan. De klanken van de Arabische taal, de muziek en de lome bewegingen maken dat je gehypnotiseerd blijft kijken naar een schouwspel dat door de kleding en het decor in eerste instantie wat kolderiek aandoet. Schijn bedriegt; er wordt een onverkwikkelijke episode uit de Egyptische geschiedenis puntgaaf vertolkt in Drama 1882.

San Giorgio Maggiore

Naast de hoofdtentoonstelling en de landenpaviljoens zijn er verspreid over de stad tientallen collateral events: exposities met het keurmerk van de Biënnale. Zeer de moeite waard is de solotentoonstelling City of Refuge III van de Belgische Berlinde De Bruyckere. Drie van haar Arcangeli staan op hoge sokkels tussen hemel en aarde opgesteld in de grote basiliek op het eiland, een schouwspel dat verdubbeld door enorme spiegels nog lang op je netvlies gebrand blijft. In de sacristie en het klooster is nog veel meer werk van De Bruyckere te zien. Het eilandje ligt op één vaporettohalte vanaf het San Marco-plein. En als je er toch bent, twijfel niet en betaal acht euro om met de lift naar boven te gaan in de klokkentoren van de San Giorgio Maggiore. Ik voorspel je een uitzicht over de Venetiaanse archipel dat z’n weerga niet kent.

Biënnale Arte Venetië, 20 april tot 24 november 2024, www.labiennale.org/en