Rubriek ‘Een dag uit het leven van’ Ina van Zyl | Museumtijdschrift

Doorgaan tot het af is

Ina van Zyl (1971) groeide op in Zuid-Afrika en woont sinds een kwart eeuw in Nederland. Haar atelier is een oase van rust op de Wallen, hartje Amsterdam. Hier werkt ze aan haar tekeningen en olieverfschilderijen met uiteenlopende onderwerpen: van schoenen tot planten en van geslachtsdelen tot tenen. “Ik heb altijd een lijstje in mijn hoofd van dingen die ik wil schilderen”, zegt Van Zyl. “Intuïtief weet ik welk onderwerp daarvan aan de beurt is. Maar het kan ook iets heel anders zijn.”

Ze schildert ook portretten, van mensen uit haar omgeving of bekende figuren als Angela Merkel of Lady Di en zelfportretten op verschillende leeftijden. In november 2022 ontving Van Zyl de Thérèse Schwartze Prijs voor haar portretkunst. “Ik vind het winnen van die prijs ontzettend fijn, het geeft het gevoel dat mijn werk wordt gezien en gewaardeerd, juist omdat ik me realiseer dat ik geen beginner meer ben. Ik heb altijd portretten geschilderd, maar dat werd lang als ouderwets gezien. Deze erkenning ontstijgt die mening.”

Wanneer gaat u naar uw atelier?

“Dat ligt eraan wat ik die dag ga doen; ik schilder niet 365 dagen per jaar. Regeldingen als e-mails beantwoorden en foto’s printen die ik nodig heb bij het maken van nieuw werk doe ik thuis. Dat soort klussen groepeer ik, want als ik eenmaal aan een schilderij begin, werk ik onafgebroken door. Dan ben ik elke dag in mijn atelier, zo’n vijf à zes dagen achter elkaar, de hele dag, tot het af is. Ik zit dan in een adrenalineflow en die wil ik niet verspillen aan andere dingen. Ik wil me volledig concentreren op het schilderwerk.”

Gaat u ’s morgens bij aankomst direct aan het werk?

“Het tegenstrijdige is dat ik zo snel mogelijk wil beginnen, maar het eerste uur lukt mij dat nooit. Ik heb één à anderhalf uur nodig om dingen op hun plaats te zetten, koffie te nemen en rond te scharrelen. Vroeger voelde ik mij daar schuldig over, het leek verspilde tijd.”

Aan de schildersezel hangt een schort. Trekt u voor het schilderen speciale kleding aan?

“Ik doe andere kleding aan, een schort, handschoenen en andere schoenen; ik heb nu van die medische klompen gekocht. Omdat ik de hele dag sta, is dat misschien gezond. Mijn doek hang ik aan de muur. Daarnaast hang ik aan weerszijden krantenpagina’s om mijn kwasten aan af te vegen.”

Luistert u naar muziek als u aan het werk bent?

“Ik draai cd’s, geen streaming; ik wil een afgemeten stuk. Soms duurt het even voordat ik de cd vind die ik die dag nodig heb, voor een mengeling van ontspanning en concentratie. Uiteindelijk heb ik dan één cd die ik steeds opnieuw aanzet, tot het schilderij af is. De muziek varieert, van singer-songwriters tot Wagner en alles daartussenin.”

Hoe is uw atelier ingericht?

“Ik vind orde heel belangrijk; dat geeft mij ook mentale orde. Ik kan niet goed in chaos functioneren. De plek waar ik schilder, is het vieze gedeelte. Daar liggen mijn schilderspullen, op de vloer en muur zit verf. Het andere deel houd ik schoon, voor als ik op papier werk. Er zijn verschillende lichtsoorten: daglicht boven mijn schilderplek en kunstlicht elders. Als een werk af is, wil ik het in een ander licht kunnen bekijken, want een schilderij komt zelden in daglicht te hangen. Aan de wand bij mijn schilderplek zitten spijkertjes, waar ik gereed werk ophang. Pas als ik afstand van een schilderij genomen heb en aan iets nieuws ben begonnen, kan ik zien of mij iets stoort in eerder werk, iets wat ik nog wil aanpassen.”

Wat doet u als u vastloopt?

“Ik vind het best spannend om een schilderij te maken; ik weet nooit of het gaat lukken. Een of twee keer per jaar gaat het vanzelf, dan lijkt het of alles lukt. Dat is heel erg fijn. Andere keren is er altijd een moment van paniek. Ik probeer dan iets anders te doen: ik ga even zitten of liggen op mijn bank of ik blader in een boek, maar korte tijd. Dan probeer ik een aanknopingspunt te vinden op het doek; een plekje waarvan ik denk dat het wat kan worden. Van daaruit werk ik verder. Daarom schilder ik zo lang mogelijk aaneengesloten, anders ben ik bang dat ik het kwijtraak.”

Wanneer zet u een punt achter de werkdag?

“In principe werk ik tot zes uur ‘s avonds. Ik weet dat ik zoveel mogelijk moet doen tot die tijd. Tussendoor neem ik wel pauzes, maar ik ga niet naar buiten, dat komt niet in me op. Thuis ga ik koken, het nieuws kijken, naar bed en dan de volgende ochtend weer fris verder. Als ik schilder, heb ik een ritme zonder al te veel afleiding.”

Zie voor meer informatie: inavanzyl.com