Op papier de grootste | The making of Rijksmuseums XXL Papier expositie | Museumtijdschrift

Van plint tot plafond, gedrapeerd en de hoek om: in het Rijksmuseum hangen papierwerken van reuzenformaat. Museumtijdschrift nam een kijkje bij de voorbereidingen van een monstertentoonstelling.

“Puur toeval”, roepen hoofd papierrestauratie Idelette van Leeuwen en conservator Maud van Suylen uit, over de ontdekking van het pièce de résistance van ‘XXL Papier’: een cyclorama, oftewel een bewegend panorama, van reusachtige afmetingen. Decennialang had niemand de enorme rol, die tevoorschijn kwam uit het museumdepot, afgewikkeld. Van Leeuwen: “Het originele pakpapier zat er nog omheen en op het bijbehorende kaartje stond dat de lengte maar liefst 23 meter was. Ik kon het bijna niet geloven en belde direct naar het museum: ‘Ik heb een vondst die beslist in de tentoonstelling moet.’”

‘XXL Papier’ toont de grootste werken op papier uit de collectie van het Rijksmuseum. Werken die vanwege hun omvang en kwetsbaarheid vrijwel nooit vertoond zijn, krijgen nu de kans het daglicht te aanschouwen.

Verfrissend

Het idee achter ‘XXL Papier’ behelst dat de collectie op een heel andere manier dan gebruikelijk doorzocht is, namelijk puur op formaat en materiaalsoort. Van Suylen: “Het was verfrissend om met die blik onze collectie door te spitten. Op zoek naar het aller-, allergrootste.” Werk op papier, vaak een tekening of prent, wordt geassocieerd met klein en intiem, vertelt de conservator. Werk dat je ‘op de hand’ bekijkt, in een studiezaal. Papierwerk op groot formaat heeft veelal een andere functie. Het is bedoeld om te imponeren, als propaganda of om verhalen te vertellen. Maar het is ook heel praktisch als werkmateriaal, bijvoorbeeld als ontwerpmal.

De speurtocht in de museumcollectie leverde 28 objecten voor de expositie op. Daaronder zijn gravures, houtsneden, aquarellen, tekeningen, cyanotypieën en foto’s, van de zestiende eeuw tot onze tijd. Uiteenlopend van onderwerp zijn ze ook: van panorama’s tot een stamboom van zeven meter hoog en van een orgelboek tot een prentenreeks van de begrafenisstoet van prins Frederik Hendrik, in volle lengte. “In werkelijkheid kronkelt zo’n optocht door de stad, bij ons slingert hij door de zaal”, zegt Van Leeuwen.

Het ‘kleinste’ werk is een gezicht op de haven van Amsterdam, naar ontwerp van Jan Saenredam uit 1606. De gravure heeft een afmeting van ruim twee meter bij veertig centimeter. Het grootste is het handgeschilderde cyclorama van 23 bij 1,80 meter. Van Leeuwen: “Van sommige werken vraag je je af hoe ze die eeuwen geleden gerealiseerd hebben. De kaart van Venetië van Jacopo de’ Barbari bijvoorbeeld is zo gedetailleerd, dat het lijkt alsof je over het eiland heen vliegt. Je ziet ieder huis en herkent specifieke plekken. Het lijkt wel Google Maps, maar hij is gemaakt in 1500.” “Hoe groter de kaart, hoe meer details je erin kwijt kunt”, vult Van Suylen aan. “Vermoedelijk is deze voor propagandadoeleinden gebruikt, omdat Venetië zich letterlijk op de kaart wilde zetten.”

Appeltje-eitje tot maatwerk

De tentoonstelling is de hele zomer te zien in de Philipsvleugel van het Rijksmuseum. We spreken de samenstellers tijdens de voorbereidingsfase, die heel wat voeten in de aarde heeft. Want kwetsbare objecten van deze omvang exposeren, dat vergt een uitgekiende logistieke voorbereiding en kost de nodige kopzorgen. In Collectiecentrum Nederland (CC NL) – het nieuwe depotgebouw bij Amersfoort, van onder meer het Rijksmuseum –  laten Van Suylen en Van Leeuwen zien hoe de enorme objecten geprepareerd worden voor hun reis naar Amsterdam.

Van Leeuwen: “Elk werk vraagt om een andere benadering. Zo is er de appeltje-eitjecategorie. Dat zijn werken die bijvoorbeeld al zijn ingelijst, waarbij direct duidelijk is hoe ze opgehangen moeten worden. Maar er zijn ook probleemgevallen, die maatwerk vereisen. Elk teamlid koos zo’n object en bedacht daarvoor een plan op maat: hoe kan het werk vervoerd worden? Kan het naar binnen in de Philipsvleugel of moet het ter plaatse gemonteerd worden? Wat is nodig bij de opbouw, steigers, hoogwerkers? En de belangrijkste vraag: hoe gaan we het tentoonstellen, zodat het binnen de museumruimtes past?” “Dat passen en meten is niet het enige”, zegt Van Suylen. “We willen alles zo veel mogelijk ophangen of neerzetten zoals het oorspronkelijk bedoeld was om te zien.”

“Ik lig er niet wakker van, maar ik denk er wel veel aan”, zegt Van Leeuwen, met nog twee maanden te gaan voor de opbouw. “En ’s nachts dienen zich soms oplossingen aan.” In het depot heeft het team van ‘XXL Papier’ een grote studio, waar de werken stuk voor stuk worden uitgepakt en opgemeten. Van Leeuwen: “Ik heb veel overleg met de bouwers. De formaten van de werken halen iedereen uit zijn comfortzone. We moeten de opbouw tot in de puntjes voorbereiden in het depot, want op de museumlocatie hebben we maar zes dagen en tijdens de inrichting is er letterlijk geen ruimte om objecten van plek te veranderen.”

Anderhalve kilometer

In de studio wordt ondertussen elke vierkante centimeter van het herontdekte cyclorama uit 1853 onder handen genomen. Van Leeuwen vertelt hoe het is schoongemaakt: “Er zat een waas op, vermoedelijk roet van olielampen. Toen die eraf was, sprongen de kleuren er nog feller uit.” Want bont is het, dit tafereel waarin de kijker mee op reis wordt genomen langs landschappen van Tirol, Stiermarken, Zwitserland en Italië. “De schildering is heel fantasierijk en verhalend”, zegt Van Suylen. “Het geheel werd gebruikt als een soort rondreizende voorstelling, waarbij de afbeelding met behulp van twee rollen voor het publiek werd afgedraaid.” Deze voorloper van de bioscoop werd flink aangeprezen in advertenties uit die tijd, met getuigenissen van kunstschilders. Zo schreef iemand: “dat dit Kunstvoortbrengsel met zeer veel talent is geschilderd en op eene voortreffelijke wijze de natuur voorstelt”. Oorspronkelijk was het maar liefst anderhalve kilometer lang. In het Rijksmuseumdepot zijn daarvan vier losse delen gevonden. Het langste stuk neemt de wanden van een hele museumzaal in beslag en gaat daarbij alle hoeken om.

Hoogwerkers

Nog een kopzorg, niet vanwege de breedte, maar vanwege de hoogte, zijn de zestiende-eeuwse ontwerptekeningen voor glas-in-loodramen. “De hoogte van een museumzaal speelt meestal geen rol”, zegt Van Suylen, “maar hoe laten we de rechtopstaande ontwerpen voor glas-in-loodramen tot hun recht komen?” De gekleurde cartons zijn twaalf meter hoog en dienden als werkmateriaal voor de glas-in-loodramen van de Sint-Bavokerk in Haarlem. Van Leeuwen vertelt dat ze de indrukwekkende ontwerptekeningen als geheel tentoonstellen, door ze over een speciaal ontworpen metalen constructie heen te draperen. “Inderdaad, het bovenste deel zie je dan op zijn kop”, lacht Van Leeuwen. En de cartons van Richard Roland Holst, uit 1934, worden van plint tot plafond opgehangen, tot op zes meter hoogte. “Bij de opbouw komen er steigers, hoogwerkers en plateautrappen aan te pas. Juist dat bijna proppen in de ruimte, die nadruk op het formaat, geeft het kolossale weer, het XXL-gevoel”, vindt Van Suylen.

Klittenband

Op de studiovloer ligt een tekening van pastelkrijt en houtskool van Jacobien de Rooij, uit 1997. Het formaat van De jachtwolken drijven het vergetene mee, ruim drie bij zes meter, was het maximale dat in het atelier van de kunstenaar paste. Het ziet er indrukwekkend uit, maar ook dun en kwetsbaar. De restaurator die verantwoordelijk is voor het exposeren van dit werk, legt haar plan uit. Ze laat een reepje van een ingenieus systeem zien, dat ze voor het ophangen van dit werk bedachten: Japans papier in combinatie met klittenband moeten ervoor zorgen dat het stevig aan de museumwand hangt, maar onbeschadigd blijft. Van Leeuwen: “Zo’n werk met punaises ophangen, zoals deze kunstenaar zelf deed, kun je niet blijven doen. De gaatjes zouden kunnen uitscheuren en het werk beschadigen.”

Werken op papier zijn meestal alleen te zien in tijdelijke exposities in kabinetten. Vanwege de lichtgevoeligheid kunnen ze niet in de vaste opstelling worden opgenomen. Hoofd papierrestauratie Idelette van Leeuwen stelt: “Onze taak als museum is ook deze fragiele werken te bewaren voor de eeuwigheid. Ze zijn van de gemeenschap en volgende generaties moeten er ook van kunnen genieten.” “Het is uniek dat iedereen deze werken nu in volle glorie kan zien”, voegt conservator Maud van Suylen daaraan toe. “Ook voor vakgenoten is dat een zeldzaamheid.”

‘XXL Papier, Groot, groter, grootst!’ 1 juli t/m 4 september, Rijksmuseum, Museumstraat 1, Amsterdam; ma t/m zo 9-17; MK geldig; rijksmuseum.nl