Het kind met het badwater | kort verhaal zomerschrijfwedstrijd Achterpagina NRC

Ploink, ploink, ploinkerdeploink. Het onregelmatige plenzen van de druppels in de regenton wiegt haar nog altijd in slaap. Bestaat er zoiets als fantoomgenot? Dat je voelt dat je gestreeld wordt over een afgezet been? Ze kan zich niet heugen wanneer het voor het laatst geregend heeft.

Om vijf uur bij het eerste licht wordt ze alweer wakker. Haar zoon kruipt bij haar in bed en onderbreekt haar gepeins met zijn jongensnuchterheid. “Mam, wist je dat de dieren op de Veluwe bijna geen drinken meer hebben? In het Jeugdjournaal op school zag je ze zoeken naar waterplassen.”

De jongen is naar school. Uit de kraan was geen water gekomen vanmorgen. De grijze tuintegels stoven in de zon. Mieren marcheren in de schaduw langs de plinten van de schutting. Ze draalt, maar besluit dan toch het laatste, groenige restje uit de regenton in een teiltje te gieten. Ze installeert zich met de kostbare buit onder haar rafelige parasol. Het water streelt de poriën van de uitgedroogde huid van haar voeten. Ze zucht diep en legt haar hoofd in haar nek. De zonnepanelen op de daken van de buren weerkaatsen het felle licht. Slurpen zonnegolfjes naar binnen. Het maakt haar dorstig.

Met een klap slaat het raamkozijn open tegen de gevel. Ze hoort haar buurvrouw eerder dan ze haar ziet: “Hee, heb je weer water?” Ze wijst met een priemende vinger naar het teiltje. “Ben je overstag? Eindelijk bij zinnen gekomen, het zou eens een keertje tijd worden!”

Voor ze kan reageren, heeft die troela het raam alweer dichtgeslagen. Bang dat haar gekoesterde aircolucht ontsnapt natuurlijk.

Ze drukt een kruisje in de muggenbult in haar hals. Hopelijk drinkt hij op school veel water, ze heeft het hem op het hart gedrukt toen hij vanmorgen het huis uitrende. Laatst had hij haar gevraagd wat een klimaatterrorist was? Zeker ergens iets over hen opgevangen.

En nee, ze is niet overstag, mompelt ze richting het gesloten raam van de buurvrouw. Want ook al wordt ze uitgeknepen en komt er bijna geen druppel meer uit haar kraan, ze is niet van plan haar kind op het spel te zetten. De terugbetaling van de toeslagen had haar destijds bijna de kop gekost.  

Haar hart bonst als ze eraan terugdenkt. Hoe de stress en de onzekerheid haar leven beheersten. Het zweet loopt in straaltjes over haar rug, plakt haar vast aan de plastic tuinstoel. Zij had haar kind in huis kunnen houden; was op het nippertje gered door een schamel erfenisje. Veel anderen niet. Onomkeerbaar leed hadden ze veroorzaakt. Die onbetrouwbare honden. Ze begrijpt niet hoe mensen dat zo snel kunnen vergeten.

Nu zijn ze in hun klimaatwanhoop overgestapt op chantage van hun burgers. Want zo zat het, en niet anders. Ze schuift de zonnebril strakker op haar neus. Ze zal niet buigen, niet barsten. Ook al lijken de zomers steeds langer en het energie- en waterrantsoen waar ze op is gezet, steeds kariger. De verplichte zonnepanelen komen haar huis niet in. Haar dak blijft leeg. Zogenaamde subsidie of niet.

Resoluut stapt ze in haar teenslippers en loopt naar de keuken om boterhammen met pindakaas te smeren; het is bijna overblijftijd.

Door de kralen van het vliegengordijn ziet ze hoe haar jongen door de poort de tuin in komt. Wanneer hij het teiltje ziet, aarzelt hij geen moment en stort zich op zijn blote knietjes ernaast neer. Hij grijpt met beide handen de rand en duikt met zijn hoofd richting het water. Zijn knokige schouders steken omhoog tegen de blauwe lucht. Verwoed begint hij te slurpen.